De Hindoeïstische kalenders

De oude maankalender

Maan-maand en zonnemaand

In het zuiden van India laat men de maand beginnen met nieuwe maan (de amānta-methode), in het noorden met volle maan (de pūrnimānta-methode). In deze kalender volgen we de zuidelijke methode.

De naam van de maan-maand hangt af van de zonnemaand die in deze maan-maand begint. Doordat een gemiddelde maan-maand korter is dan een gemiddelde zonnemaand, komen er maan-maanden voor die geheel binnen een zonnemaand vallen. Dit zijn de schrikkelmaanden, die dezelfde naam hebben als de daarna volgende maand. Door deze regel begint een maan-jaar altijd eerder dan het bijbehorende zonnejaar, en wel in de laatste zonnemaand van het voorafgaande zonnejaar.

De namen van de maanden zijn afgeleid van de longitudinale positie van de maan halverwege de maand, oftewel de lengtegraad (van de hemelglobe) waar de maan zich dan bevindt:
1Chaitra
2Vaiśākha
3Jyaishţha
4Āshāḍha
5Śrāvaņa
6Bhādrapada
7Āśvina
8Kārttika
9Mārgaśīra
10Pausha
11Māgha
12Phālguna

In sommige delen van India laat men het jaar beginnen met de maand Kārttika, en gebruikt men andere namen of gebruikt men de namen hierboven voor andere maanden.
De schrikkelmaand wordt adhika ("toegevoegd") of prathama ("eerste") genoemd; de tweede maand heet nija ("normaal") of dvitīya ("tweede"). Wanneer het einde van de zonnemaand samenvalt met het einde van de maan-maand, is die maand de schrikkelmaand, en de daarop volgende de normale maand. Dit komt slechts één keer in de 360 000 jaar voor, voor het eerst bij de planetensamenstand aan het begin van Kali Yuga. Het maan-jaar 0 K.Y. begint dus één maan-maand vóór het tijdperk Kali Yuga met de schrikkelmaand Prathama Chaitra.

Zonnedag en maan-dag

De maand bestaat uit 30 maan-dagen. Doordat een gemiddelde maand korter is dan 30 dagen (29,53058181… dagen), is de maan-dag iets korter dan een zonnedag (0.98435 dagen).
De maand is verdeeld in twee helften van 15 maan-dagen, die overeenkomen met het wassen en afnemen van de maan, en dan ook suddha ("licht") of śukla, respectievelijk bahula ("donker") of kŗishna heten.
Bijvoorbeeld: 1 Januari 1 Gregoriaans komt overeen met 20 Dvitīya Pausha (5 kŗishna) 3101 K.Y.

De vijftien maan-dagen worden genummerd:
Prathamā Eerste
Dvitīyā Tweede
Trtīyā Derde
Caturthī Vierde
Pańcamī Vijfde
Sasthī Zesde
Saptamī Zevende
Astamī Achtste
Navamī Negende
Dasamī Tiende
Ekādasī Elfde
Dvadasī Twaalfde
Trayodasī Dertiende
Caturdasī Veertiende
Pancadasī (*) Vijftiende

(*)Śuklapaksha purnimā Volle maan
(*)Kŗsnapaksa amāvāsyā Nieuwe maan

Elke dag van de maand wordt genummerd volgens de maan-dag ten tijde van zonsopgang. Wanneer een maan-dag geheel tussen twee zonsopgangen valt, "verliest" de maand het daarbij horende dagnummer. Zo wordt Buddhavāra, 30 Phālguna 5106 K.Y. (Woensdag 29 Maart 2006 Gregoriaans) gevolgd door Brihaspatvāra, 2 Chaitra 5107KY (Donderdag 30 Maart 2006 Gregoriaans).